Naar de hoofdinhoud Naar de navigatie
Terug naar overzicht

1 jaar Integraal Zorgakkoord (IZA): best veel!

Blogs & publicaties

11 september 2023

Als je het verzoek krijgt om een blog over IZA te schrijven en dat dan ook als eerste, speelt natuurlijk de vraag hoe je daar vorm aan geeft. En hoe je al de gedachten die gelijk over IZA opborrelen een plek geeft. Of juist weglaat om de reeks niet al te veel in een bepaalde teneur te zetten. Want eerlijk gezegd zijn er wat dubbele gevoelens. Er is immers in het afgelopen jaar veel over IZA gesproken. Gelukkig denkt VWS met je mee en ligt er een format voor deze blog. Neemt niet weg dat er ruimte is voor wat overpeinzingen.

Het eerste woord dat opkomt bij IZA is “veel”! Er gebeurt heel veel en heel veel tegelijkertijd. Het IZA kent veel actiepunten en levert zo heel veel werk en (bestuurlijke) drukte op. En dat maakt dat het zeker voor kleine organisaties aanpoten is en dat roept de vraag op of alle onderwerpen wel voldoende tot hun recht kunnen komen. Dus het afgelopen jaar, maar ook in de onderhandelingsfase (is die eigenlijk al afgelopen?) is wel eens verzucht of dit wel te bolwerken valt en niet te veeleisend is. Het piept en kraakt op ons kleine bureau. De verschillen tussen IZA-partijen onderling zijn groot. En zoals veel regelgeving geen rekening lijkt te houden met kleine en grote organisaties geldt ook hier: “one size fits all”.

Dus maatwerk wordt nogal eens gemist en soms moet er een forse brug geslagen worden tussen het abstracte proces in Den Haag en de dagelijkse praktijk van de gemiddelde zorgorganisatie. En daarbij natuurlijk ook de vraag of medewerkers nu al veel van IZA merken?

Het antwoord is natuurlijk: nog niet! Maar wanneer dan wel? Het kost veel moeite om overzicht te houden en dat levert veel momenten op die om veel keuzes vragen. Soms hele praktische: naar welk overleg gaan we wel of niet? Op een of andere manier landen veel afspraken op dezelfde dagen en dezelfde tijdstippen: dus hoe doen de andere IZA partijen dit?

Niet dat daarmee de doelstelling van het integrale zorgakkoord ter discussie staat. Elke zorgaanbieder snakt ernaar dat de focus weer naar het leveren van goede zorg gaat en dat het anders organiseren van de zorg wordt gerealiseerd. En bijvoorbeeld de focus van alledaagse zorgpraktijk minder op verantwoording, de kort cyclische jaarlijkse inkoop-circus en daarmee gepaarde administratieve lasten ligt en meer ingaat op de achterliggende vraag van de burger om zorg en aandacht en meer ruimte aan de professional. Het doel is immers dat de zorg zo georganiseerd wordt dat onze burgers bij kwetsbaarheid door ziekte, een ongeval of simpelweg ouderdom op passende zorg kunnen rekenen die ook rekening houdt met de context waarbinnen die burgers leven. De zorgverlener wil met plezier het werk doen waarvoor gekozen is en wil, hoewel werken met technologie fantastisch is, vooral de mensenkant van het werk blijven zien en voelen.

Zorg is en blijft immers mensenwerk en zorg is ook aandacht geven. Ook al vinden de zorgfinanciers dat lastig te vertalen in rechtmatige inzet van zorg en bekijken die zorg met grote argwaan en wantrouwen. En dat uit zich dan veel in controle instrumenten om haast wanhopig een verbinding te maken tussen het zorg denken en het financieel denken. En daar begint het te wringen, ook in de beeldvorming over IZA. Het is een gezamenlijke opgave om te voorkomen dat niet schadelastbeperking het primaire doel van IZA is, maar dat de primaire inzet is gericht op het anders organiseren van goede zorg. Een zorginzet die aansluit op de maatschappelijke vraag en toekomstbestendig is, met ruimte voor preventie en vroegsignalering, met multidisciplinaire inzet om een laag complexe (zorg-)vraag niet onnodig naar een hoog complexe zorgvraag te laten uitgroeien. En die inzet en focus levert uiteindelijk een beheersing van zorgkosten op. Daar moet je dan wel in geloven en ook naar handelen.

En is nu 1 jaar IZA allemaal kommer en kwel? Nee, we zien onder onze collega’s en leden enthousiasme op de uitdaging. Er zijn ook successen te melden. Er ontstaan nieuwe verbanden over de grenzen van disciplines en systeemgrenzen heen. Er is voor onze achterban een extra inkoop volume van 175 miljoen afgesproken voor 2023 en veel aanbieders hebben dat in hun inkoop en tarief teruggezien. Het wijkfonds van 75 miljoen voor de wijkverpleging waar Zorgthuisnl met ActiZ en ZN hard aan hebben gewerkt heeft dit voorjaar in een eerste ronde al heel veel zorgaanbieders bereikt. Niet elke aanvraag is gehonoreerd, maar al die partijen – toegewezen of niet – denken na over hun organisatie en werkwijze in relatie tot dit integrale zorgakkoord; ook dat is pure winst! Dit najaar volgt een volgende ronde. En het smaakt naar meer. De wijkverpleging kan die boost goed gebruiken. Ook voor het mogelijk maken en houden van het  opleiden. Met het opleidingsakkoord (IOW) is daar een goede basis neergelegd. En de gezamenlijk ontwikkelde rekentool gaat verder helpen in het inzichtelijk maken van wat een uur goede zorg van goede kwaliteit nu werkelijk kost en wat daar nu tegenover staat. En naast de overweldigende aandacht voor de cure in het IZA zie je langzaam de aandacht voor care en welzijn groeien.

Want welzijn voorkomt zorg; dat weet iedereen. Ook laag complexe inzet zoals huishoudelijke hulp, begeleiding en ondersteuning op het snijvlak van welzijn en zorg, aan de voorkant van het zorgstelsel, zorgt voor een lagere, gemitigeerde of uitgestelde zwaardere vraag. Dat weten we, maar we handelen er nog onvoldoende naar.

Elke dag langer zelfstandig thuis kunnen wonen is winst. Het moment van preventie en handelen ligt veel vroeger dan waar formeel de vraag van IZA begint (bij de verzekerde zorg (Zvw) en het beperken van de schadelast). En daar ligt wel een belangrijk knelpunt waar nu en het komende jaar (2024) de focus naar toe moet. Wil je schadelast in de toekomst beperken moet je nu investeren in de voorkant van het zorgdomein Zvw, daar waar de burger voor het eerst merkt dat hij plots als patiënt of cliënt wordt beschouwd. En dat is in het dagelijkse leven in zijn eigen woonomgeving (“de wijk”).

Dat vraagt veel meer verbinding met de Wmo, het sociaal domein en het anders inrichten van de eerste lijn inzet in de wijk; met de huisartsen, met het maatschappelijk werk, met het buurt- en opbouwwerk, de huishoudelijke hulp en de wijkverpleging, de paramedische zorg zoals fysiotherapie en de dagbesteding. Dus een op gelijkwaardige grondslag met zelfde opdracht, werkend aan de verbinding van zorg en welzijnswerk in de wijk. Want de wijk is de horizon van de meeste burgers en als er al over een regio wordt nagedacht door die burger zijn dat vaak hele andere regio-indelingen en beelden dan wij nu vanuit de zorgkantoren bedenken. De afstand tussen de wijk en de regio is groot; daar moeten we elke dag en bij elk besluit rekening mee houden. Ook om de herkenbaarheid en toegevoegde waarde van IZA te onderbouwen.

Het bijzondere is dat hoewel achter IZA veel (en soms heel grote) budgetten schuilgaan en de aandacht van nature vaak gaat naar de grote budgetten en grote organisaties met veel organisatie-, middelen- en denkkracht, de werkelijke veranderingen plaatsvinden op wijkniveau met veel kleinere partijen met ieder voor zich veel kleinere budgetten en optellend vaak nog steeds niet reikend tot de budgetten van de grote jongens en meisjes. De toekomst van de zorg en de uitdaging van IZA zou veel baat hebben bij de slogan: “wie het kleine niet eert …”.

En uiteindelijk is in de wijk (en ook in grote zorgorganisaties) het de individuele zorgvrager die met de individuele zorgverlener vorm geeft aan wat we kwaliteit van zorg noemen. Die interactie is en blijft – ook in de toekomst – op die basis en mensenwerk. En dat vraagt ook om de medewerker in de zorg te koesteren; het kapitaal van de zorg zit niet in gebouwen of dure complexe technologische wonder machines, maar in die medewerker die elke dag (24/7) klaar staat om in de zorg aan de slag te gaan. Als we die medewerker verwaarlozen, onvoldoende faciliteren en bijvoorbeeld niet passend belonen, dan raken we ze kwijt. Elk onbedoeld vertrek van een zorgverlener uit de zorg is kapitaalvernietiging. Zonder zorgmedewerkers komt er niets van de ambities van IZA terecht! De tarieven die zorgfinanciers betalen zijn voor het overgrote deel (in de zorg thuis meer dan 80%) direct gekoppeld aan de loonkosten in de beloning van die medewerkers.

En dan komt het estafettestokje – hopelijk net zo succesvol als de 4×400 van het WK 2023 – en de opdracht voor het volgende kabinet. Die is simpel: investeer in de zorg, neem hinderlijke schotten weg en zorg dat de beloning van de zorgmedewerker weer in de pas loopt. Dat gaat nu niet goed. Ik ben ook wel benieuwd hoe nu vanuit de meer cure-georiënteerde IZA-bondgenoten naar mijn pleidooi voor de wijkgerichte aanpak en de waardering voor care en welzijn in de zorg wordt gekeken.

Maar samenwerking en afstemming daartoe vraagt veel tijd en middelen. Wij zien dat onze achterban daarmee worstelt. Hoe vind je de tijd om samenwerkingsafspraken te maken en hoe krijg je ruimte om op jouw niveau mee te doen? IK ben wel benieuwd hoe Ruben Wenselaar van Ineen hier naar kijkt en welke oplossingen hij daarbij ziet.

Met vriendelijke groet,

Hans Buijing